Lichtbronnen en camera’s beheren vanuit het Visualisatiepalet

Commando

Locatie

Sneltoets

Visualisatiepalet

Venster > Paletten

Ctrl+Shift+Alt+V (Windows)

Cmd+Shift+Option+V (Mac)

Het Visualisatiepalet biedt snelle en vlotte toegang tot alle lichtbronnen en camera’s (inclusief animatiepaden) in een Vectorworksbestand. U kunt lichtbronnen selecteren, bewerken, dupliceren, creëren en verwijderen. Het palet biedt ook de mogelijkheid om specifieke belichtingsopties in te stellen voor geselecteerde zichtvensters, zonder de lichtbronnen op de presentatielaag zelf of in andere zichtvensters te veranderen.

Met het Visualisatiepalet kunt u onder andere:

snel lichtbronnen in een bestand lokaliseren,

lichtbronnen aan- en uitzetten,

eender welk lichtbron of lichtbronnen in het bestand bewerken, zelfs indien deze zich op een verborgen laag bevinden,

lichtparameters overschrijven voor presentatielaagzichtvensters,

lichtbronnen en cameraobjecten beheren: ze creëren, bewerken, verwijderen, dupliceren en sorteren,

snel omschakelen naar het aanzicht van een bepaalde camera,

heliodonobjecten aan- en uitzetten om zonnestudies uit te voeren (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist).

Om het Visualisatiepalet te gebruiken:

Selecteer het commando.

Het Visualisatiepalet wordt geopend. Merk op: het Visualisatiepalet kan open blijven terwijl u verderwerkt in de tekening.

Het Visualisatiepalet omvat twee tabbladen: het tabblad ‘Lichtbronnen’ en het tabblad ‘Camera’s’. Lichtbronnen en camera’s kunt u sorteren door in de kolomhoofding te klikken.

Op het tabblad ‘Lichtbronnen’ kunt u kiezen tussen andere opties, afhankelijk of een ontwerplaag of een presentatielaag actief is.

Met een actieve ontwerplaag worden alle lichtbronnen in het bestand weergegeven of alle lichtbronnen die het huidige aanzicht beïnvloeden.

Met een actieve presentatielaag worden in het palet alle lichtbronnen in het bestand weergegeven of de lichtbronnen van geselecteerde zichtvensters. Aanpassingen aan de lichtbronnen van die zichtvensters hebben alleen een effect op de zichtvensters zelf en hebben geen invloed op de rest van de presentatielaag.

Klik op de knop rechtsboven in het palet om het Paletmenu te openen. Hier vindt u functies voor het creëren en beheren van elk tabblad op het palet. Ook regelt u hier de paletweergave. Afhankelijk van de handeling die u uitvoert, zijn er in het Paletmenu en contextmenu andere menu-opties beschikbaar.

Om de elementen in tabbladen van het Visualisatiepalet te beheren, selecteert u een item in de lijst en kiest u de gewenste functie uit het Paletmenu. Of, klik met de rechtermuisknop op een item uit de lijst en kies een commando uit het contextmenu.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergenKlik hier om de velden te tonen/te verbergen

Veld

Omschrijving

Tabblad lichtbronnen

Via het tabblad Lichtbronnen heeft u toegang tot de parameters voor presentatielaagzichtvensters of kunt u de eigenschappen bepalen voor alle lichtbronnen in het bestand.

In huidige weergave

Selecteer deze instelling om alleen de lichtbronnen weer te geven die de huidige weergave beïnvloeden (lichtbronnen op de huidige laag en in zichtbare klassen).

Selectie zichtvensters

Selecteer deze instelling om alleen de lichtbronnen weer te geven die van toepassing zijn op de geselecteerde presentatielaagzichtvensters; door parameters te bewerken, kunt u de belichting van de geselecteerde zichtvensters overschrijven. (Andere visualisatiecommando’s voor lichtbeheer zijn niet beschikbaar.) Selecteer de optie Herstel om de lichtparameters voor de zichtvensters naar hun originele waarden te herstellen.

Alle

Selecteer deze instelling om alle lichtbronnen in het bestand weer te geven in de lijst.

Aan/Uit

Een vinkje geeft aan dat de lichtbron aanstaat. Door in de kolom te klikken kunt u de lichtbron uitschakelen.

(Slagschaduw)

Icon_shadow.png

Standaard werpt een lichtbron slagschaduw. Klik om de lichtbron geen slagschaduw te laten werpen.

(Instellingen overschreven of niet)

Icon_design.png

Een icoon geeft aan of de lichtobjecten de instellingen van de ontwerplaag gebruiken of geforceerd zijn door middel van een zichtvenster.

Icon_design05453.png Instellingen van ontwerplaag: de ontwerplaag en de zichtvensters hebben dezelfde lichtparameters.

Icon_override.png Geforceerde instellingen: de lichtparameters voor de geselecteerde zichtvensters zijn aangepast, waardoor ze verschillen van die voor de ontwerplaag.

Naam

Dit is de naam van de lichtbron (deze kunt u aanpassen op het tabblad Object van het Infopalet).

De standaardnaam van een Lighting Device (Spotlight vereist) wordt bepaald door diens kanaal + doel + type (of symboolnaam) + NNA. Deze naam wordt bijgewerkt zodra een van de samenstellende parameters verandert. U kunt de naam bewerken en zorgen dat deze voortaan niet meer automatisch wordt bijgewerkt door NNA te verwijderen (zie Eigenschappen van lichtbronnen).

Type

Dit is het type lichtbron (zon, gloeilamp of spot).

Icon_directional.png Zon

Icon_point.png Gloeilamp

Icon_spot.png Spot

Icon_custom.png Lichtbron op maat

Icon_area.png Licht d.m.v. oppervlak

Icon_linear.png Buislamp

(Maakt deel uit van)

Icon_symbol.png

Geeft aan of het lichtobject deel uitmaakt van een ander object; indien dit niet het geval is, staat er geen icoon.

Icon_group.png Groep: het lichtobject maakt deel uit van een groep

Icon_symbol05454.png Symbool: het lichtobject maakt deel uit van een symbool. Elke invoeging is opgenomen in het palet. Wanneer u parameters, zoals de aan- of uit-status, rechtstreeks vanuit het Visualisatiepalet wijzigt, worden alle exemplaren van het symbool aangepast. (Via de optie Bewerk past u daarentegen de eigenschappen van een specifiek exemplaar aan.)

Icon_plugin.png Parametrisch object: het lichtobject maakt deel uit van een parametrisch object, zoals een Lighting Device (Vectorworks Spotlight vereist).

Icon_layerlink.png Lagenkoppeling: het lichtobject maakt deel uit van een lagenkoppeling.

Klasse/Laag

Geeft aan in welke klasse en op welke laag de lichtbron zich bevindt.

Menucommando’s

Met de menucommando’s die beschikbaar zijn in het Paletmenu en in het contextmenu, beheert en selecteert u lichtobjecten. Op ontwerplagen en presentatielagen zijn verschillende commando’s beschikbaar.

Nieuw

Selecteer dit commando om het dialoogvenster ‘Lichtbron’ te openen. Via dit venster kunt u een nieuwe lichtbron van het type Zon, Gloeilamp, Spot of een lichtbron op maat creëren en invoegen op de huidige ontwerplaag (zie Lichtbronnen toevoegen). 

Bewerk

Selecteer dit commando om de eigenschappen van de lichtbron te bewerken. Als u meer dan één lichtbron heeft geselecteerd, kunt u alleen gemeenschappelijke eigenschappen bewerken.

Herstel

Selecteer dit commando om de lichtparameters voor de zichtvensters naar hun originele waarden te herstellen wanneer een of meer lichtbronnen bewerkt werden.

Dupliceer

Selecteer dit commando om de geselecteerde lichtobjecten te dupliceren. Duplicaten worden op dezelfde ontwerplaag en in dezelfde klasse als de originele lichtobjecten geplaatst. Lichtobjecten die deel uitmaken van symbolen of parametrische objecten kunnen niet gedupliceerd worden.

Verwijder

Selecteer dit commando om de geselecteerde lichtobjecten van de ontwerplaag te verwijderen. Lichtobjecten die deel uitmaken van symbolen of parametrische objecten kunnen niet verwijderd worden.

Selecteer

Hiermee selecteert u de huidige lichtbron in de tekening en zoomt u in op de lichtbron of het overkoepelende object. (U kunt ook dubbelklikken op een lichtbron in het Visualisatiepalet indien de klasse of laag van het item actief is.) Vervolgens kunt u de lichtparameters bewerken via het Infopalet of het menucommando Bewerk in het Visualisatiepalet. Het is mogelijk om meerdere lichtbronnen tegelijkertijd te selecteren en bewerken.

Indien de lichtbron niet tot de actieve klasse of laag behoort, kunt u in de plaats het commando Forceer selectie gebruiken.

Zorg ervoor dat de weergave van lichtbronnen is ingeschakeld in de Vectorworksvoorkeuren.

Forceer selectie

Gebruik dit commando om de huidige lichtbron in te tekening te selecteren indien de lichtbron niet tot de actieve klasse of laag behoort. De klasse of laag wordt geactiveerd en Vectorworks zoomt in op de lichtbron of het overkoepelende object. Vervolgens kunt u de lichtparameters bewerken via het Infopalet of het menucommando Bewerk in het Visualisatiepalet. Met dit commando kunt u slechts één lichtbron tegelijkertijd selecteren.

Tabblad Camera’s

Op dit tabblad vindt u een overzicht van de camera’s en animatiepaden in de tekening, die u vervolgens kunt selecteren, activeren en bewerken.

(Actieve camera)

Icon_activecam.png

Klik in deze kolom om een camera te activeren of deactiveren.

Een camera activeren is ook mogelijk vanuit het paletmenu of contextmenu, door te dubbelklikken op de camera in het Visualisatiepalet, te dubbelklikken met het Selectie-gereedschap op de camera in de tekenzone, en vanuit het Infopalet.

Naam

Dit is de naam van de camera (deze kunt u aanpassen op het tabblad Object van het Infopalet).

Klasse/Laag

Geeft aan in welke klasse de camera zich bevindt. Geeft aan op welke laag de camera zich bevindt.

Menucommando’s

Met de menucommando’s die beschikbaar zijn in het Paletmenu en in het contextmenu, beheert en selecteert u camera-objecten.

Nieuw

(alleen voor Renderworkscamera’s)

Selecteer deze optie om het gereedschap Renderworks camera te activeren. Klik in de tekening om de camera te plaatsen.

Bewerk

(alleen voor camera’s)

Selecteer dit commando om de huidige camera te bewerken.

Dupliceer

Selecteer dit commando om de camera te dupliceren. Duplicaten worden op dezelfde laag en in dezelfde klasse als de originele camera(‘s) geplaatst.

Verwijder

Selecteer dit commando om de geselecteerde camera’s te verwijderen.

Activeer camera

(verschijnt wanneer er geen camera /animatiepad geactiveerd is)

Voor cameraobjecten: Klik op deze knop om over te schakelen naar het camerabeeld en om de beeldafbakening van de actieve camera weer te geven, de camera aan het huidige aanzicht te koppelen zodat de visualisatiegereedschappen (zoals Vlieg over en Wandel door) de camera beïnvloeden en de Renderworks camera-effecten in te schakelen van zodra de rendermethode Renderworks finaal of Renderworks op maat is geselecteerd.

Voor animatiepaden: Selecteer dit commando om het animatiepad in de tekening te selecteren en over te schakelen naar het actieve camerabeeld.

De camera kan ook geactiveerd worden vanuit het Visualisatiecontextmenu, door te dubbelklikken op de camera in het Visualisatiepalet, te dubbelklikken met het Selectie-gereedschap op de camera in de tekenzone, en vanuit het Infopalet.

Deactiveer camera

(verschijnt wanneer er een camera/animatiepad geactiveerd is)

Voor cameraobjecten: Selecteer dit commando om de camera los te koppelen van het huidige aanzicht om te vermijden dat de visualisatiegereedschappen de camera beïnvloeden, de zoekerindicator van de actieve camera te verwijderen en de Renderworks camera-effecten uit te schakelen zodra de rendermethode Renderworks finaal of Renderworks op maat is geselecteerd.

De camera kan ook gedeactiveerd worden door het aanzicht te veranderen, zodat de camera niet langer actief is (schakel bijvoorbeeld over naar 2D/plan of verander de zichtbaarheid van de laag, zodat de laag waarop de camera zich bevindt, niet langer de actieve laag is). Nog een andere mogelijkheid is vanuit het Infopalet of het Visualisatiepalet (via de kolom Actieve camera of door te dubbelklikken op de camera).

Voor animatiepaden: Selecteer dit commando om de camera los te koppelen van het huidige aanzicht (om te vermijden dat de visualisatiegereedschappen de camera beïnvloeden) en de zoekerindicator van de actieve camera te verwijderen.

De live cameraweergave wordt automatisch gedeactiveerd wanneer u in de tekening navigeert (met uitzondering van het bewerken van de hoofdframes of de parameters in het Infopalet). Hetzelfde 3D-aanzicht op maat blijft zichtbaar, maar de koppeling met het animatiepad is niet langer actief.

Aanpassen aan huidig aanzicht

(alleen voor Renderworkscamera’s)

Selecteer dit commando voor een gedeactiveerde Renderworkscamera om het camerabeeld aan te passen aan het huidige 3D-aanzicht van de tekening.

Of: Klik op de knop Aanpassen aan huidig aanzicht in het Infopalet.

De locatie en oriëntatie van de camera veranderen naargelang het huidige aanzicht van de tekening, de overige cameraparameters blijven ongewijzigd.

Selecteer

Gebruik dit commando om de huidige camera te selecteren in de tekening en erop in te zoomen. Vervolgens kunt u de camera-eigenschappen bewerken via het Infopalet of het menucommando Bewerk in het Visualisatiepalet. Het is mogelijk om meerdere camera’s tegelijkertijd te selecteren en bewerken.

Commando’s voor zichtbaarheid

(alleen beschikbaar in het Paletmenu)

Schakel de zichtbaarheid van individuele tabbladen in of uit (zie De zichtbaarheid van paletten en tabbladen regelen).

De zichtbaarheid van losgescheurde tabbladen regelt u in de aparte paletten van elk tabblad, niet in het oorspronkelijke palet.

Koppel [naam tabblad] hier/Koppel alle tabbladen hier

(alleen beschikbaar in het Paletmenu)

Hiermee maakt u één of alle losgescheurde tabbladen opnieuw vast aan het oorspronkelijke palet (zie Tabbladen losscheuren en opnieuw koppelen).

Eigenschappen van lichtbronnen

Virtuele modellen

Een Renderworkscamera in uw tekening plaatsen

Placing a video camera

Keuzelijsten in dialoogvensters bewerken